Vandaag las ik het grootste vrouwenblad van Nederland, en niet voor het eerst ergerde ik me aan al die uitbundig lachende gezichten die ik daarin zag, helemaal in lijn met het motto van dat blad – dat neerkomt op ‘het leven is een feest.’ Ben ik nou zo’n zuurpruim? Nee, maar ik heb wel bedenkingen bij die ‘het leven is een feest’-houding die ons in niet alleen in zo ongeveer alle vrouwenbladen maar ook op Facebook en Instagram en noem maar op, bijna wordt opgelegd. Dus heb ik eens geteld hoe veel gezichten in dit blad breeduit lachen (32), glimlachen (18) of neutraal staan (17). Dat is niet bepaald een wetenschappelijk onderzoek, maar het is wel een opvallend resultaat. Veruit de meeste foto’s tonen niet zomaar een lach, maar een brede, uitbundige. De mensen die model staan of een interview geven, lachen of glimlachen ook nog eens drie keer zo vaak als ze neutraal kijken – bijvoorbeeld nadenkend, of ingetogen. Verdrietig keek helemaal geen mens, ook niet in een artikel over angst voor afwijzing.
Weerspiegeld worden zoals we echt zijn
Is dit nou de norm? Is dit waaraan we ons moeten spiegelen? Zelf heb ik graag dat een medium mij weerspiegelt zoals ik ben. Ik heb graag dat het hele scala aan emoties en gemoedstoestanden een plek krijgt. Ik zie graag dat we samen mens zijn en dat we het dus ook in beeld en tekst hebben over verdriet, rouw, tegenslag, depressie, pijn in geest en lichaam. Niet alleen als in ‘we zullen dat even voor je opknappen,’ zoals dat in onze maakbaarheidsmaatschappij zo graag wordt bekeken. Wel als in ‘het leven is eb en vloed, welbevinden afgewisseld met pijn, toppen afgewisseld met dalen, en daar is geen donder aan te doen.’
Verdriet en rouw? Onderschoffelen maar!
Ik wil dat ene blad de zwartepiet niet toespelen. Het is een maatschappijbreed verschijnsel dat we verdriet en ellende liever onderschoffelen. Zijn we diep verdrietig of gedeprimeerd, dan zit er iets ‘fout’ in ons hoofd, en moet er een scala oplossingen worden aangedragen. Wat een onmogelijke levenshouding. Ik vond het zelf heerlijk om bij spiritueel auteur én presidentskandidaat Marianne Williamson iets heel anders te horen, toen ze haar boek over de donkere nachten van onze ziel besprak in een interview. Zij zei: “We doen alsof er iets mis is met ons als we ons niet happy voelen. Maar volgens mij is het andersom. Als je ogen in je hoofd hebt, als je je bewust bent van de wereld om ons heen en hoe het daarmee gaat, ben je natuurlijk weleens ongelukkig. Sterker nog, juist wie weet hoe het met de wereld gaat en toch zorgeloos door het leven gaat, lijdt aan psychopathologie.’
Opgelegde geluksdwang
Nu is het wel zo dat je van goeden huize moet komen om die geluksdwang die ons wordt opgelegd, te weerstaan. Want in het westen is gelukkig zijn een statussymbool. Een artikel in The New York Post haalt auteur Michael Booth aan, die in Scandinavie woont. Jeweetwel, de streek waar volgens geluksonderzoeken zoals het periodieke World Happiness Survey de meeste gelukkige mensen wonen. Booth wijst er fijntjes op dat Denemarken en IJsland niet alleen op geluk hoog scoren. Uit OECD-onderzoek blijkt dat deze landen respectievelijk op plek vier en plek een staan als het gaat om het gebruik van antidepressiva. Bovendien staat in datzelfde artikel te lezen, dat het lagere geluksgevoel in oosterse landen dan juist weer hoort bij de culturele norm die daar heerst: dus kwalificeer je daar als goede burger je geluk als gemiddeld.
Massaal aan de antidepressiva
Voer genoeg voor ons om te denken dat we gelukkig moeten zijn, omdat bijna iedereen dat is. Dus ben je niet gelukkig, dan zeg je van wel, of het nou een onderzoeker is die wil weten hoe het gaat óf de buurvrouw. Of misschien wel je eigen moeder of man of beste vriendin. Wat een gevaarlijk spel spelen we dan als maatschappij. Want als je niet happy voelen onbespreekbaar wordt, komt er een brede kloof te gapen tussen hoe we ons echt voelen, en hoe we ons presenteren. Zeker jonge mensen zijn daar als eerste het slachtoffer van. Dit is de Instagram-generatie, die overspoeld wordt met plaatjes van blije mensen. Dit is ook de generatie die leeft tijdens de hoogtijdagen van de maakbaarheidsmaatschappij. En dit is de generatie die leeft in een tijd dat het gemakkelijkst is om opgescheept te worden met diagnoses en pillen. Arianne Huffington schreef in 2013 al in de Huffington Post, dat in Engeland enerzijds gerept werd van een groeiend geluksgevoel en anderzijds sinds 1991 – houd je vast – het gebruik van antidepressiva gegroeid was met bijna 500%. Iets minder spectaculair maar wel veelzeggend is dat bijna een vijfde van de bevolking in Engeland in dat jaar worstelde met depressie en angsten. In Nederland kwam GGZ Nieuws in 2018 met cijfers voor Nederland. In een willekeurig jaar is één op de twintig mensen depressief. Nog alarmerender was de berichtgeving van het GGZ over Nederlandse jongeren: drie van de tien ondervraagde jongeren voelden zich depressief.
Het recht je rot te voelen
Eerder genoemde auteur Marianne Williamson hield een pleidooi voor een oplossing waar ik me helemaal in kan vinden: niet meer proberen om met pillen en praten elke negativiteit weg te werken, en het ideaal van gelukkig zijn wat meer gaan nuanceren. Nare gevoelens horen bij het leven. We maken akelige dingen mee, onze genen kunnen zonder aanwijsbare gebeurtenis toch het licht in ons hoofd uitdoen, tijdens hormonale veranderingen zoals in puberteit en menopauze kan zomaar hetzelfde gebeuren. En al is de wereld mooi en fijn voor miljoenen voelende wezens, hij is tegelijkertijd óók vol leed en pijn voor miljoenen andere voelende wezens. Laten we het recht om ons verdrietig of gedeprimeerd te voelen weer opeisen. Niet omdat we er voortaan maar niets meer aan moeten doen, maar wel omdat niet alles maakbaar is, en het geen schande is om levenspijn een natuurlijke plek te geven in onze maatschappij. Want net als in de natuur wisselen licht en donker elkaar af; dat is het leven.